(a text I wrote in dutch in 1996 as an introduction to three programmes on Perspective and Film that I curated for the Impakt-festival in Utrecht)
De man in de camera
“By incorporating perspective into its image-making apparatus, cinema has maintained the ´cultural concepts´ that give each member of the audience the sense of seeing the image from a privileged and unique point of view, while remaining distanced from it. …
It denies the ´spectator-subject´ the possibility of
experiencing a truly individual perception – just as it stands between the artist and his or her desire to create images true to an individual perception of the visual world.”
(uit: William C. Wees, “Light Moving in Time, Studies in the Visual Aesthetics of Avant-Garde Film”, UCP, Berkeley 1992)
Er bestaat een anecdote over een stam die ooit op een expeditie werd ontdekt en die niet in staat bleek afbeeldingen in perspectief te begrijpen. De mensen van deze stam konden geen verband leggen tussen driedimensionale objecten en de afbeeldingen daarvan op een plat vlak. Voor de moderne westerse mens zijn afbeeldingen in perspectief en het ruimtebegrip dat daarmee samenhangt zo normaal, dat we ons soms moeilijk kunnen voorstellen dat dit niet aangeboren en niet vanzelfsprekend is.
Perspectief heeft zich vanaf ongeveer de zestiende eeuw langzaam ontwikkeld. De eerste confrontatie met beelden in perspectief was in de camera obscura. Kunstenaars die begonnen met het gebruiken van perspectief gebruikten vaak technische hulpmiddelen om hun afbeeldingen te realiseren. Naast de camera obscura, waarin men de projecties op het scherm kon natekenen, werd ook veel gebruik gemaakt van lijnenrasters waarop men de precieze plaats van een punt in de afbeelding kon aflezen. Deze technische hulpmiddelen werden geleidelijk vervangen door mathematische regels om perspectief te construeren.
Met perspectief hangt een ruimtebegrip samen en een bepaald wereldbeeld. In essentie is perspectief een wiskundige wijze van afbeelden van zichtlijnen op een plat vlak. Het impliceert daarmee twee belangrijke dingen: enerzijds gaat het uit van een driedimensionele ruimte waarin vastomlijnde objecten defin•eerbare plaatsen innemen, anderzijds gaat het uit van een waarnemer die hier tegenover staat. Een afbeelding in perspectief is als het ware een reproductie van het uitzicht dat een waarnemer op een bepaalde plaats heeft op de wereld om hem heen. Deze wereld staat op een afstand van de waarnemer en lijkt onder diens controle. In feite is dit wereldbeeld sinds Cézanne en het formuleren van de Relativiteitstheorie volkomen achterhaald, maar het is nog steeds het standaard ruimtebegrip waar onze cultuur in geworteld is. Zelfs in moderne computertoepassingen als virtual reality wordt ruimte gedefinieerd als een stabiel systeem met drie assen, met een waarnemer die daar doorheen beweegt. Dit terwijl de computer in wezen een dimensieloze, symbolische machine is die juist alle mogelijke voorstellingen van ruimte toe zou moeten kunnen laten.
Het medium film heeft daarentegen wel een speciale relatie met perspectief, aangezien de filmcamera in directe lijn afstamt van de camera obscura die de aanleiding was voor het onstaan van perspectief in de Renaissance. Het optisch systeem van de filmcamera registreert volgens perspectivische wetten beelden op de filmstrook. Hierdoor is het traditionele perspectief inherent aan traditionele film. De Hollywoodfilm kan door gebruik te maken van dit perspectief een wereld suggereren die stabiel en overzichtelijk is. De toeschouwer bevindt zich hierbij op de plaats waar alle zichtlijnen samenkomen en heeft een bijna goddelijk uitzicht op de voorgetoverde wereld.
Veel schilders lieten in het begin van deze eeuw het perspectief los omdat het als te beperkend en onpersoonlijk werd ervaren. In het werk van Cézanne wordt duidelijk dat de mens geen passieve toeschouwer is, maar de wereld om hem heen mee construeert. De kubisten schilderden voorwerpen uit meerdere gezichtspunten tegelijk, naar aanleiding van de gefragmenteerde beweging van film. De abstracte schilderkunst probeerde andere aspecten van de wereld dan de uiterlijke vorm op het doek vast te leggen.
Net zoals deze schilders zijn veel experimentele filmmakers op zoek naar manieren om een eigen wereldvisie in film te vangen. Vanwege de verwevenheid van het medium film met het traditionele perspectief stuit dit op speciale, technische moeilijkheden. Om het perspectivisch reproduceren op het filmdoek te omzeilen is het nodig in te grijpen in de keten opname <-> filmstrook <-> projectie <->waarneming. Dit is mogelijk door niet-standaard montage en camerabewegingen toe te passen, door het gebruik van speciale lenzen en door het achteraf bewerken van opgenomen beelden. De films waarin het traditionele perspectief het radicaalst wordt afgewezen zijn echter films die direct op de filmstrook zijn gemaakt. Door geen filmcamera te gebruiken kan de filmmaker zich loszingen van de ideologische erfenis van de camera obscura.
Wat deze filmmakers tegenover de beeldindustrie stellen zijn alternatieve, persoonlijke kijkmanieren. Uiteindelijk komen deze neer op een visie op de wereld als een geheel van relaties en processen waar de mens een deel van is. Dit in plaats van een wereld op afstand die een verzameling is van manipuleerbare objecten in een driedimensionale leegte.
copyright Joost Rekveld, Rotterdam, maart 1996